
Zijn verwoeste triatloncarrière was erger dan de verdwenen herinneringen
Voormalig triatleet Bart van Zelst (45) overleefde in 1997 als enige van zeven betrokkenen een frontale botsing met een spookrijder. Ondanks een kapotte schouder was een leven zonder topsport voor hem geen optie.
De zuster die hem in de badkamer aantrof, gilde het uit van schrik. Ze had hem daar niet verwacht, want aanstormend triatlon-olympiër Bart van Zelst werd al drie weken kunstmatig in coma gehouden na een frontale botsing met een spookrijder. Zijn schouder en enkel waren ernstig uit de kom, hij had een verbrijzeld voetwortelbeentje, acht kapotte tanden en kiezen en een zware hersenschudding. ‘Ik was wakker geworden en voelde me vies. Mijn primaire reactie was douchen.’
Het is zijn eerste herinnering van na het ongeluk. Van de fatale aanrijding ter hoogte van hectometerpaaltje 67.2 bij het Gelderse Stroe in de winter van 1997 weet hij niets meer. Niets van het daaraan voorafgaande weekend skiën in Winterberg met een groep verstandelijk gehandicapte mensen waarbij hij mee was als een begeleider. Niets van het moment waarop hij en zijn collega’s, die hij nog maar net kende, de groep hadden afgezet in Apeldoorn. Het hele jaar was gewist uit zijn geheugen, mede als gevolg van hersenbeschadiging.
‘Ik had altijd een ultiem plaatje voor ogen, van mezelf als topsporter. Maar het blijkt dat ik dat nooit nodig heb gehad’
Erger dan zijn verdwenen herinneringen was zijn verwoeste triatloncarrière. Hij zat in de voorselectie van de Olympische Spelen, die drie jaar later zouden plaatsvinden in Sydney, maar kon deelname door blijvend letsel aan zijn schouder op zijn buik schrijven. Van Zelst blijkt er de man niet naar om lang bij tegenslag stil te staan. ‘Ik heb nooit achterom gekeken met de gedachte ‘wat als?’ of ‘waarom?’ Gewoon doorgaan en iets anders doen, zo zit ik in elkaar.’
Het ongeluk verwerken
Van Zelst, toen twintig jaar oud, kreeg in de zomer na het ongeluk een baan als animator op een camping in Luxemburg. ‘Ik deed alles wat God verboden had’, vat hij die tijd samen. Weinig slaap, slecht eten, veel bier en sigaretten en een hoop aanzien als die enthousiaste jongen die de boel vermaakte. ‘Ik was “de man”, net zoals ik dat was toen ik een overwinning had.’ Een vlucht wil hij het niet noemen, maar een manier om het ongeluk te kunnen verwerken.
In de winterperiode die daarop volgde, werd het stil op de camping. Van Zelst vond zijn toevlucht in de plaatselijke bosbouw. Hij kreeg een paard toegewezen waarmee hij maanden lang hectares vol met boomstammen van bovenop een heuvel naar beneden moest zien te krijgen. Whiskey, zo luidde zijn toepasselijke naam.
Maar de sport bleef trekken. Hij nam weer een gezonde levensstijl aan en belandde via zijn netwerk in Luxemburg in de duathlon. Dat is triatlon zonder zwemmen – Van Zelst was realistisch genoeg om te weten dat zwemmen met zijn schouder geen optie meer was. Het werd meteen een Europacup-wedstrijd. ‘Daar hoor ik thuis, dacht ik, dat is mijn plek. Maar bij het eerste stuk lopen kreeg ik al een flinke klap om m’n oren omdat ik niet met de top mee kon. Vervolgens stapte ik op de fiets. Dat werd overgeven, afzien.’
Stoppen met topsport
Het was een grote teleurstelling voor Van Zelst, die nog altijd hoopte ooit een doorstart te maken met zijn sportcarrière. ‘Is dit nou het verhaal van mijn leven, vroeg ik me af? Ben ik alleen nog maar campinganimator?’ Net op dat moment kreeg hij een relatie met Marjolein, een meisje uit zijn vriendengroep van thuis. Zij deed hem inzien dat er meer opties waren en overtuigde hem om terug te komen naar Nederland.
Hij kreeg een baan als bewegingsagoog bij het Militair Revalidatiecentrum in Doorn. Daar helpt hij nog altijd soldaten die fysiek of mentaal belemmerd zijn geraakt tijdens dienst om terug te keren op de arbeidsmarkt. Daarnaast biedt hij als zelfstandig ondernemer vitaliteitsprogramma’s bij bedrijven en sportscholen. Goed vindbaar is hij overigens niet; een inactieve website dient als filter voor te veel klandizie. ‘Door restverschijnselen van de hersenbeschadiging moet ik niet te veel op me af laten komen. Hierdoor is mijn resultaat ook beter.’
Intussen kon Van Zelst, die met Marjolein trouwde en twee kinderen kreeg, de topsport nog altijd niet loslaten. In de jaren die volgden, deed hij nog op hoog niveau aan langeafstandslopen, adventure racing en survival running. Bij die laatste twee vormen van multisport hoort klimmen. ‘Elk relativerend mens weet dat je dat soort dingen niet moet doen met een kapotte schouder. Maar dat is mijn karakter; altijd kijken of ik er nog meer uit kan halen.’
Twee jaar geleden bleek dat er geen kraakbeen meer in het gewricht zat. De arts zei dat hij zijn gedrag moest aanpassen als hij überhaupt nog zijn schouder wilde gebruiken. Pas toen viel het kwartje. Twintig jaar na het ongeluk dat hem zijn ticket naar de Olympische Spelen afnam, stopte hij met topsport.
Werk als levensdoel
Van Zelst heeft naar eigen zeggen geen dag om die boodschap gerouwd. Want tegelijk met het nieuws over zijn schouder kwam hij tot het inzicht dat hij zijn levensdoel allang in iets anders had gevonden: zijn werk. Terwijl hij als topsporter met beperkingen al die tijd het onderste uit de kan haalde, wist hij zijn klanten te motiveren om hetzelfde te doen. ‘Ik leer mijn mensen inzien wat ze allemaal wél kunnen, in plaats van alleen maar te kijken naar wat ze niet kunnen.’
Als hij kon kiezen tussen een medaille op de Olympische Spelen of de voldoening die hij haalt in het werk dat hij doet, dan koos Van Zelst voor het laatste. ‘Ik had altijd een ultiem plaatje voor ogen, van mezelf als topsporter. Maar het blijkt dat ik dat nooit nodig heb gehad. Het gaat er om wat ik voor anderen kan betekenen. Als topsporter ga je maar voor één doel en dat is goud. Nu ga ik voor meerdere doelen die buiten mijzelf liggen.’
Destijds zag Van Zelst de poëzie nog niet, maar achteraf probeerde zijn paard uit de Luxemburgse bossen hem misschien al een levensles te leren. ‘De enige manier waarop ik zo’n boom van zeven meter lang naar beneden kreeg, was door het paard met één teugel een richting in te duwen en hem vervolgens zelf zijn eigen weg te laten bepalen. Whiskey staat voor mij symbool voor hard werken. Maar wel binnen de mogelijkheden die hij had.’