
‘Picasso maakte me bijna krankzinnig’
Picasso stond bekend als een foute man die vele vrouwenharten heeft gebroken. Die vrouwen vormen de rode draad in de nieuwe AVROTROS-serie: Krabbé zoekt Picasso.
Stel Jeroen Krabbé één vraag over Pablo Picasso en er volgt een gepassioneerde spreekbeurt van tien minuten. Dat enthousiasme voor de Spaanse kubist dankt hij aan zijn vader, kunstenaar en kunstpedagoog Maarten Krabbé. “Mijn vader en ik zijn zelfs eens op de brommer – ik achterop – naar Frankrijk getogen om hem te ontmoeten.” Lacht: “Wat natuurlijk niet lukte.”
Dus toen hem na het succes van Krabbé zoekt Van Gogh werd gevraagd om nog zo’n serie te maken, hoefde Krabbé niet lang na te denken over het onderwerp. “Ik zei meteen: Picasso! Maar misschien is dat wel veel te moeilijk, riep ik er direct achteraan. De man is 92 jaar oud geworden en heeft meer dan 100.000 kunstwerken nagelaten. Ik wist dat ik minstens een jaar nodig zou hebben om het te maken. Ik moest studeren”, aldus de 72-jarige acteur en kunstfanaat.
‘Soms dacht ik: ik gooi het bijltje erbij neer, ik heb er geen zin meer in, ik vind je niet leuk!’
Bij de Van Gogh-serie was de uitdaging om een nieuw verhaal te putten uit een van de meest uitgesleten paden in de kunstgeschiedenis. Er was immers al zoveel gezegd en geschreven over de Nederlandse impressionist. Bij Picasso is dat niet anders. Krabbé: “Veel erger zelfs! Er is een halve boekenkast te vullen met alleen maar boeken over de Guernica, zijn bekendste werk. Mijn grote angst was dat het me niet zou lukken om enige richting te vinden in dat enorme nalatenschap en al die literatuur.”
Hij overwoog daarom even een gedeelte van zijn werk te belichten, zoals de interieurs of de keramiek en de beelden, zoals het museum Beelden aan Zee in Den Haag momenteel doet. “Dan kun je het behappen. Maar opeens kwam ik op het idee om het verhaal via z’n vrouwen vertellen. Want per vrouw veranderde hij van stijl.”
Er volgde een speurtocht langs geliefden en maîtresses als Fernande Olivier, Éva Gouel, Irène Lagut, Olga Khokhlova, Marie-Thérèse Walter en Françoise Gilot, de enige vrouw die hém dumpte. “Ik heb echt het gevoel dat ik op zoek ben geweest. En dat was verdomde lastig. Ik wilde zó veel over hem te weten komen, dat ik er soms krankzinnig van werd. Ik wilde de logica van Picasso ontdekken. Maar op het moment dat je denkt dat je hem hebt, is ‘ie al weer weg, doet ‘ie alweer iets anders.”
Bijkomend probleem was het moeilijke karakter van de kunstenaar, dat Krabbé steeds beter leerde kennen. “Ik heb me zo vaak verbaasd geweest over zijn gedrag. Dan ben je zo beroemd, zo’n godheid en dan doe je zo kinderachtig en gemeen. Waaróm in godsnaam? Soms dacht ik: ik gooi het bijltje erbij neer, ik heb er geen zin meer in, ik vind je niet leuk! Maar dan zag ik zijn werk en dacht ik: nee, ik blijf doorgaan.”