interviews
29 augustus 2023

‘Is dit het moment dat mijn moeder het opgaf?’

Het Financieele Dagblad

Op hun eerste vakantie samen lijden KLM-steward Wilbert van Haneghem en zijn vriendin schipbreuk met een Indonesische toeristenboot. Terwijl hij vecht tegen de verdrinkingsdood, denkt hij aan zijn moeder, die lang geleden verdronk.

Augustus 2014. Het is middernacht als op de Indonesische Floreszee plotseling de motor van de toeristenboot stilvalt. Wilbert van Haneghem ligt al uren wakker. De golven beuken zo hard dat hij en zijn vriendin Marjan constant in hun bed heen en weer worden geschud. Hij moet naar de wc. Terwijl hij zich amper staande weet te houden op de ondergelopen vloer, haast een matroos zich langs hun hut. Verschrikt kijkt die hem aan.

De bemanning was het stel vergeten te vertellen dat het schip in een noodsituatie verkeert. Vandaar die blik, begrijpt Van Haneghem als hij de rest van de opvarenden in zwemvesten aantreft op het voordek. Sommigen zijn in paniek, anderen staren wezenloos voor zich uit. Enkelen zijn aan het hozen.

Met de 25 meter lange boot zou hij met Marjan een ontspannen, vierdaagse trip van Lombok naar Komodo maken. Ver op zee wijst alles erop dat de boel zal zinken. Aan boord zijn 25 mensen: twintig westerse vakantiegangers, vier Indonesische bemanningsleden en een gids.

‘Ik stak mijn hand op’

‘Aan de kapitein hadden we niets, want die was in shock’, vertelt Van Haneghem. ‘En de gids bleek nog nooit van mayday te hebben gehoord.’ Nog zorgelijker waren de woorden waarmee de gids probeerde de opvarenden tot rust te manen. ‘Hij zei dat we zo lang mogelijk aan boord moesten blijven, omdat de boot van hout was en dus niet kon zinken. Nou, toen sloeg pas echt de paniek toe.’

Terwijl de bemanning uit zicht bleef, zag Van Haneghem de radeloosheid van zijn medepassagiers. ‘Ik haalde diep adem, stak mijn hand op en zei wie ik was. Dat ik als steward ben getraind in dit soort situaties en dat ik ze zou vertellen wat ze moesten doen. Ik voelde me boven mezelf uitstijgen. Filmischer kon het niet, onder die maan en de sterren, met een vulkaan op de achtergrond tussen de bulderende golven.’

Het gevoel van onoverwinnelijkheid maakte al snel plaats voor onzekerheid. Want wat wist hij eigenlijk van boten? Maar het vertrouwen dat de anderen in hem stelden, gaf hem moed om de groep te leiden. Hij drukte de anderen onder meer op het hart een buddy te vinden, elkaars zwemvesten te checken en bij de groep te blijven.

Tijdens de voorbereidingen op wat komen ging, sloeg een enorme golf iedereen van boord. Van Haneghem belandde heel toevallig en als enige precies in de bevoorradingssloep die plek bood aan zes mensen. Hij trok wat mensen de sloep in, de rest verzamelde zich er vervolgens op en omheen.

Tumult in de sloep

Toen in de ochtend duidelijk werd dat er, in tegenstelling tot wat de gids had beweerd, geen sprake was van gps of communicatiemiddelen, besloot het gezelschap richting een eilandje te zwemmen. Vijftien van de vijfentwintig, onder wie Van Haneghem en zijn vriendin, zaten afwisselend in en naast de sloep omdat ze er niet allemaal tegelijk in pasten. De mensen naast de sloep zwommen en duwden het bootje.

Het duurde veertig uur totdat het gezelschap werd gered door twee passerende vissersboten. ‘Ik probeerde grip op de situatie te krijgen, maar er was nul controle. Verleden, heden en toekomst liepen constant door elkaar. Ik vroeg me af of mijn broer al wist dat we werden vermist. Maar dan kwam er weer een golf en kreeg ik weer een slok water binnen, stootte ik weer een wond open, zag ik een rog onder me of was er tumult in de sloep.’

Het idee om vermist te worden joeg hem meer angst aan dan de dood. Hij had als jongen van dertien moeten meemaken dat zijn moeder plotseling spoorloos was. Die had in haar depressie een eind aan haar leven gemaakt in een sloot vlak bij hun huis, zo bleek.

‘Oké, ik ga nu dood, dat dacht ik echt. En: is dit dan het moment waarop mijn moeder het opgaf? Marjan en ik zeiden tegen elkaar: “Zullen we het touw loslaten?” Maar je reflexen zorgen er steeds weer voor dat je boven komt en gaat watertrappelen. Je verdrinkt niet zomaar. Die strijd bracht mij zo dicht bij mijn moeder. Ik was nog nooit zo dicht bij haar geweest. Je moet heel ziek zijn, wil je op deze manier kunnen sterven. Dat inzicht was een geruststelling.’

In de golven besloot hij al dat hij een boek zou schrijven over het drama dat hij nog moest zien te overleven. En dat hij in therapie zou gaan om niet alleen de schipbreuk, maar ook zijn verleden te verwerken. ‘Dat hield me op de been. Net als mijn wens om weer te fietsen langs de grachten en met Marjan oud te worden.’ Zij dacht er hetzelfde over, want terwijl ze vocht voor haar leven, vroeg ze hem ten huwelijk.

Nooit zo worden

Op de keukentafel van zijn Amsterdamse appartement ligt het boek dat hij schreef in de twee jaar na het ongeluk: Schipbreuk in het paradijs. Het is voorzien van een in memoriam voor de twee Spanjaarden die het als enigen niet overleefden. Daarnaast ligt een reisboek over Spitsbergen, de eilandengroep vlak bij de Noordpool die hij deze zomer met Marjan tijdens een bootreis zal bezoeken. ‘Dat vinden we spannend, omdat we dan weer voor het eerst op een boot zullen slapen.’

Maar ze gaan, zoveel is zeker. Zoals hij het heeft aangedurfd om weer te zwemmen en op een boot te stappen, wil hij er ook op durven overnachten.

‘Mijn moeder was zo ongelukkig dat ze er ziek van werd. En mijn vader is daar tot zijn dood ongelukkig over geweest. Ik wist dat ik nooit zo wilde worden. Daarom ben ik gaan vliegen, reizen en schrijven. Ik wilde leuke dingen doen. De bevestiging daarvan vond ik in zee. Ik dacht dat ik doodging, keek terug en besefte: daar ben ik niet klaar voor, maar als het gebeurt, heb ik mooi geleefd. En zo denk ik nog steeds. Als ik een kruispunt oversteek, maar ook als ik zo meteen naar Spitsbergen vaar.’

Foto: Mark Horn voor het FD