interviews
21 augustus 2019

‘Ik was zo ongelukkig. Maar mijn vader was degene die ziek was’

Het Financieele Dagblad

Tegenslag

In Tegenslag vertellen ondernemers, bestuurders, politici en kunstenaars over de dieptepunten in hun loopbaan. En hoe zij de strijd ermee aangaan.

De inmiddels 51-jarige ondernemer uit Badhoevedorp werd in 2009 plotseling mantelzorger, nadat zijn vader werd getroffen door een herseninfarct. De man, toen 64 jaar, verloor zijn spraakvermogen en het grootste deel van zijn zicht, belandde in een rolstoel en raakte depressief. Na een revalidatieproces ging hij terug naar huis, naar zijn vrouw, die aanvankelijk de zorg voor haar rekening nam samen met haar twee volwassen zoons, Colin en Jerry.

Heel snel oud

‘Wij zagen mijn moeder als eerstelijnsmantelzorger heel snel oud worden, terwijl ze voor de beroerte van mijn vader nog midden in het leven stond’, aldus Jerry, eigenaar van communicatiebureau Crown Media. Zelf verkeerde hij in die jaren, van 2009 tot 2013, in een roes waarin hij compleet aan zichzelf voorbij ging. Van een vrolijke ondernemer veranderde Helmers in iemand die alles op de automatische piloot deed: werken, zorgen, slapen, iedere dag opnieuw.

In de periode dat zijn vader in het revalidatiecentrum in Amsterdam woonde, kwam hij iedere dag om vier uur ‘s middags bij hem. Dat veranderde niet na de verhuizing naar eerder genoemd verpleeghuis in Den Haag. Daar hielp Helmers noodgedwongen mee in de verzorging en wachtte hem allerlei regelwerk. Steevast ging daar een drukke werkdag aan vooraf. Eenmaal thuis, rond een uur of tien, probeerde hij vaak nog te werken, totdat hij erachter kwam dat het ondoenlijk is om dan nog in een productieve modus te komen.

Slingerend op de snelweg

‘Die salade die ik ‘s ochtends had ingepakt, zat ‘s avonds vaak nog in m’n tas. Vergeten te eten. Ik ben ook vaak zo op m’n bed geploft om ‘s ochtends om zes uur in mijn pak weer wakker te worden’, aldus Helmers. ‘Ik ben zelfs een paar keer op de snelweg aangehouden, omdat ik blijkbaar met de auto aan het slingeren was. In gedachten, in de emotie, en vooral doodmoe. Ik wist niet dat een mens zó moe kon zijn.’

Het maakte hem niet bepaald een leuker mens, zegt hij zelf. Zijn klanten kregen te maken met Helmers’ korte lontje. ‘Ik was soms ronduit onaardig. In Badhoevedorp, waar ik woon en men mijn vader wel kent, vroegen collega-ondernemers mij vaak: “Joh, hoe is het met hem?” Ik was die vraag helemaal zat. Ik ging mensen ontwijken. Ik had geen zin meer in gesprekken daarover. Bovendien vond ik dat ik mijn zakelijke netwerk niet onnodig moest lastigvallen met persoonlijke sores.’

Verstand op nul

Zijn relatie leed er niet onder, aangezien hij die niet had. Inmiddels heeft hij de deur weer op een kier gezet voor de liefde, maar toen was hij vastbesloten dat hij nooit meer een vaste vriend wilde. ‘Ik kon me niet voorstellen dat ik iemand zou kunnen verzorgen zoals mijn moeder mijn vader heeft verzorgd. Maar ook omgekeerd. Ik dacht: laat mij maar lekker alleen blijven. Dan zal ik later niemand tot last zijn.’

Gek genoeg heeft de zorg voor zijn vader hem geen cent omzet gekost. Sterker nog, rampjaar 2009 is nog steeds het meest winstgevende jaar van zijn bedrijf tot nu toe. De enige verklaring die Helmers daarvoor kan vinden, is dat hij met het verstand op nul kennelijk harder heeft gewerkt dan nodig was.

Maar de ondernemer weet nu: winst is niet alles. ‘Ik had geen enkele aandacht meer voor mezelf, voor mijn persoonlijke groei. Ik miste het zwemmen met mijn vrienden, het lezen van een boek, het volgen van workshops en het onderhouden van mijn sociale contacten. Daar werd ik zo ongelukkig van. Maar dat is een heel schuldige gedachte. Want ja, waar hebben we het over? Mijn vader is degene die ziek is.’

Debatclub

Na drie jaar begon Helmers in te zien dat hij zichzelf niet voor eeuwig op de achtergrond kon blijven plaatsen. Hij besloot zijn vader niet meer iedere dag op te zoeken. ‘Dat vond hij natuurlijk niet leuk, maar het was mijn keuze. Ik wilde daar heel duidelijk in zijn.’

Als hij één ‘doorbraak’ zou moeten noemen, dan is dat toen hij met zijn beste vriend Dennis het plan opvatte om een debatclub in Amsterdam op te richten. ‘Ik weet nog dat ik ‘s avonds naar huis reed en dacht: wat heb ik nou gezegd? Maar nu gaan we het doen ook! In het begin kwamen we één keer per maand bij elkaar. Ik leerde, ontmoette leuke mensen en deed inspiratie op. Dat was het punt waarop ik dacht: oh, maar nu vind ik het leven weer leuk worden.’ De debatclub groeide uit tot een trainingsinstituut en werd onderdeel van zijn communicatiebureau.

Noodzakelijk kwaad

Sinds 2013 woont zijn vader in een verpleeghuis in Badhoevedorp. Om de hoek. Helmers bezoekt hem daar drie keer per week. Samen met zijn moeder en broer zorgt hij dat er elke dag gezelschap is. De zorgdruk is wel afgenomen, maar nog steeds zit hij ‘er bovenop’. ‘Er gaat zo veel mis. Er werken net iets te veel mensen in de zorg die daar eigenlijk niet zouden moeten werken. De passie ontbreekt te vaak.’

Als Helmers mensen, onder wie politici, hoort zeggen dat mantelzorg dankbaar werk is, gaan bij hem de haren rechtovereind staan. ‘Flikker op. Er is niks dankbaars aan. Helemaal niks. Mantelzorg is een emotioneel, noodzakelijk kwaad. Niemand wil mantelzorgen. Maar er valt niet aan te ontsnappen. Want het blijft je vader. Het is de kunst om er zelf niet aan onderdoor te gaan.’

Fotograaf: Mark Horn