
‘Duidelijk is nu dat ziekenhuizen niet zo verder kunnen’
Leonard Moonen (32) ontwikkelde voor zijn afstuderen een apparaatje dat hartritmestoornissen kan opsporen. Tijdens de coronacrisis werd duidelijk dat ‘Afi’ meer kan betekenen voor de zorg van de toekomst.
‘Wat kunnen wij doen om te helpen?’ Met die vraag klopte industrieel ontwerper Leonard Moonen bij de artsen in zijn netwerk aan toen de zorg in 2020 onder de eerste coronadruk dreigde te bezwijken. ‘Wij’ is Praxa Sense, de start-up waarmee hij zijn uitvinding Afi binnen een jaar op de markt wil brengen. Met dit apparaatje zijn hartritmestoornissen, die kunnen leiden tot beroertes en hartfalen, veel gemakkelijker op te sporen dan tot nog toe het geval is.
Mensen bij wie het vermoeden van een hartritmestoornis bestaat, krijgen nu nog een 48-uurs-ECG middels een zogeheten Holteronderzoek. Eigenlijk is dat een te korte tijdspanne, legt Moonen uit. ‘De symptomen manifesteren zich erg willekeurig. Je moet dus maar net geluk hebben dat je wordt gemeten als je klachten krijgt. Dat probleem heb je met Afi niet, want dat plak je één keer op je borst en kan tot wel een maand lang meten.’
Begonnen als smartwatch
Een ander groot voordeel van Afi is dat het zorgpersoneel ontlast, wat in een efficiënt georganiseerd zorgsysteem voor een vergrijzende bevolking zeer welkom is. ‘Je moet je voorstellen dat circa de helft van de data die ziekenhuizen nu krijgen uit een 48-uurs-ECG door speciale verpleegkundigen handmatig moeten worden geanalyseerd. Wij willen dat zo automatiseren dat artsen, verpleegkundigen of thuiszorgmedewerkers alleen meldingen krijgen als het noodzakelijk is.’
De Afi is ontstaan uit een product dat in 2016 was voortgekomen uit een afstudeerproject van de studie Industrieel Ontwerpen aan de TU Delft, in samenwerking met de Hartstichting en Philips Design. Het was een soort smartwatch, maar de data waren voor artsen onbruikbaar. Moonen mocht er in 2018 een product van maken dat wel interessant was voor de zorg en doopte het Afi, een afkorting van atriumfibrilleren, de medische term voor de meest voorkomende hartritmestoornis. Om het verder te brengen, richtte hij samen met Liselotte Stolk en Pourya Omidi Praxa Sense op.
‘Afi ziet ook hoe iemand met hartfalen reageert op nieuwe medicatie’
De capaciteitsproblemen in de eerste coronagolf zetten Moonen aan het apparaatje ook sensoren te geven die ademhalingsfrequentie en zuurstofniveau kunnen meten. Zo zouden covidpatiënten langer thuis kunnen blijven, en dus de druk op de intensive care afnemen. ‘Toen bleken we nog niet ver genoeg in de ontwikkeling om dat snel te kunnen doen.’
Eerste coronagolf
Toch is die eerste coronagolf een belangrijk moment geweest in de ontwikkeling van Afi, zegt Moonen. ‘Want daardoor is een veel bredere tool ontstaan, die veel meer kan dan alleen maar ritmestoornissen opsporen.’ Zo kan een arts via Afi zien hoe iemand met hartfalen reageert op nieuwe medicatie. En een patiënt die net uit een zware operatie komt, kan thuis worden gemonitord.
‘In de coronacrisis werd duidelijk dat ziekenhuizen zo niet verder kunnen. De vraag naar personeel blijft groeien, dat moet echt veranderen. Daar zien wij onszelf een rol in spelen. Er moet meer technologie worden ingezet om mensen medische hulp te bieden zonder het zorgpersoneel extra te belasten.’
Er komen wel meer tools op de markt die het hart, het zuurstofniveau en lichaamstemperatuur op afstand in de gaten kunnen houden. Maar Afi is de enige die specifieke sensoren met elkaar combineert in één apparaat.
Lieve naam
Daarnaast is hij bezig met de opstelling van een businessplan voor het moment dat in februari 2023 de certificering rond is. Zo praat hij in ziekenhuizen met belanghebbenden over vergoedingssystemen. En onderzoekt hij het marktpotentieel in het buitenland. ‘Mensen met ritmestoornissen vormen een gigantische groep, zeker in westerse landen. Hoe ouder je wordt, hoe groter de kans dat je het krijgt; één op vier van rond de zeventig.’
Voor Moonen is Afi meer dan een afkorting voor atriumfibrilleren. ‘Omdat je het de hele dag bij je draagt, moest het geen medische, maar een lieve naam krijgen.’