interviews
2 augustus 2022

‘De klok draait als een rázende’

ANBO Magazine

Er verscheen onlangs op de digitale ontmoetingsplaats van het ANBO-trefpunt een oproepje voor geïnteresseerden om een nieuwe muzikale formatie mee te beginnen. Afzender: Wim van Vollenhoven, een man van honderd jaar en evenveel plannen, zo blijkt tijdens een bezoek bij hem thuis in Amsterdam. 

Zijn vingers dansen lenig over de toetsen van zijn piano. Het deuntje ‘Sail along, silvery moon’ van het bladmuziek uit de jaren vijftig vult het zonnige appartement in de Amsterdamse wijk Buitenveldert. 94 jaar bespeelt Wim van Vollenhoven het instrument al. Het is, ook al is hij honderd, nog altijd een goede reden om voor uit bed komen.

Op zijn zesde hadden zijn ouders een piano voor hem gekocht. ‘Dat was in die tijd iets héél bijzonders, want dat kocht je niet zo makkelijk’, vertelt hij. ‘Ik kreeg mijn eerste les van juffrouw Ton, ik weet het nog goed. Eerst leerde ik een toonladder spelen met mijn rechterhand, en in de tweede les moest ik diezelfde toonladder spelen, maar dan met mijn linker hand. Nu doen ze dat heel anders, maar ik heb het nog op de klassieke manier geleerd.’

Kampliedjes

De rest van zijn leven zou grotendeels in het teken komen te staan van muziek. Op zijn twaalfde maakte Van Vollenhoven zich als begeleidend toetsenist onmisbaar wanneer er kampliedjes werden gezongen bij jongerenverenigingen. En vanaf zijn zeventiende trad hij, samen met een violist en zangeres, jarenlang regelmatig op in een ziekenhuis.

Een jongleur die hij in het ziekenhuis had leren kennen, vroeg hem vervolgens om zijn pianist te vervangen bij een optreden ergens in het land. ‘En zo groeiden mijn contacten maar door en door. Ik heb door de jaren heen allemaal formaties gehad, combo’s, trio’s, kwartetten, koren, alles wat je maar kan bedenken.’

Wim dé Koning bekt lekkerder

Zijn achternaam leidde in de theaters nog wel eens tot verwarring, omdat Pieter van Vollenhoven – geen familie – eveneens in het land optrad als pianist. ‘Als ik werd geannonceerd zag ik hoe alle koppen in de zaal zich omdraaiden en dan teleurgesteld naar mij keken’, vertelt hij lachend. Dus toen is hij de achternaam gaan voeren van zijn vrouw Willy, die in 1999 overleed. Met een lidwoord als toevoeging. ‘Wim dé Koning, dat bekt lekkerder, zeiden de lui met wie ik samenwerkte.’

Optreden deed hij naast zijn werk als vertegenwoordiger voor een bedrijf in kunstenaarsbenodigdheden. ‘Andere muzikanten zeiden wel eens: ga met ons mee. Maar ik had een baan die te goed was om op te geven. Dat vond mijn vrouw ook. En zodoende ben ik steeds bij een bedrijf gebleven waar ik met veel succes en plezier gewerkt heb.’

Intussen ging de show door. Zo kwam hij dertig jaar geleden als pianist terecht bij een zorgcentrum in Amsterdam. Nog steeds geeft hij daar iedere dinsdagochtend, zoals ook vanmorgen, zijn muzikale performance. Door corona kon het een tijd niet doorgaan, maar twee weken geleden mocht Van Vollenhoven de draad weer oppakken.

‘Ik heb bijna iedere dag iets. Het gaat achter elkaar door’

Hij is nu bezig met het smeden van nieuwe plannen. Via het ANBO-trefpunt, een digitale ontmoetingsplaats waar leden met elkaar in contact kunnen komen, heeft hij onlangs geprobeerd muzikale leeftijdsgenoten te vinden om mee samen te werken. Helaas nog zonder resultaat.

Zijn hoge leeftijd en het daarmee gepaard gaande fysieke ongemak zijn voor hem geen reden om stil te zitten. Hij gebruikt een rollator vanwege rugklachten die hij overhield aan zijn tewerkstelling tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar, zo zegt hij: ‘Verder is bij mij alles normaal. Je groeit er langzaam naartoe dat je op den duur niet meer alles kunt.’

Geen tijd voor dutjes

Hij gaat steevast om negen uur naar bed, want zijn wekker gaat om al half zeven en tijd voor middagdutjes heeft Van Vollenhoven niet. De agenda staat vol met afspraken. Er klinkt een schaterlach op de vraag hoe een gewone dag voor hem eruit ziet. ‘Ik heb bijna iedere dag iets. Het gaat achter elkaar door.’

Dat is niet iets waar hij zijn best voor doet, zegt hij. ‘Dat sociale gaat bij mij vanzelf.’ Als zijn bovenbuurman hem vertelt dat hij zo geniet van zijn pianospel, krijgt die prompt een uitnodiging voor een borrel, vertelt hij ter illustratie. ‘Er komen ook vaak genoeg mensen bij me eten. En die mensen nodigen mij ook weer uit.’

Overigens hebben lang niet al die mensen de oorlog meegemaakt. ‘Helemaal niet. Vanmorgen in het zorgcentrum heb ik een jongen ontmoet van een jaar of 25. We raakten aan de praat over de muziek die hij maakt. Dat is ook weer een contact dat groeit.’

Honderdste verjaardag

Toen Van Vollenhoven vorig jaar juli zijn honderdste verjaardag vierde, organiseerde zijn dochter een groot feest voor hem. Ze had ongeveer zijn hele sociale leven van nu én vroeger uitgenodigd. ‘Het was overweldigend toen ik die grote aantallen mensen zag, die in de rij stonden om mij een hand te geven’, zegt hij glunderend.

Soms wou hij dat hij iets meer tijd had voor zijn andere, meer solitaire hobby’s; het kleuren van mozaïeken en het lezen van de krant waarop hij een abonnement heeft. ‘Ik durf het haast niet te zeggen, maar soms stapelen de kranten zich op. Er zijn een heleboel artikelen die ik zou willen lezen, maar dan zijn er weer lui die opbellen, dan komen er weer afspraken en daar gaat de klok weer. Die draait als een rázende. Op den duur ruim ik die kranten maar op.’

Schaterlachen

Van Vollenhoven moet opnieuw schaterlachen als hij nadenkt over de tijd die hem nog rest, zijn toekomstdroom, zogezegd. Hij noemt de jongen van 25 die hij die ochtend in het zorgcentrum heeft ontmoet. ‘Die speelt heel goed gitaar en is zeer, zeer serieus. Ik wil graag met hem samen spelen, maar dat is lastig omdat hij in andere toonaarden speelt dan ik. Daarom leen ik nu zijn boek, waardoor ik aangepaste bladmuziek voor hem kan maken en we toch samen kunnen spelen. Dat is dus niet iets dat ik voor mijzelf doe, maar voor die ander. Dat hoop ik nog vaak te mogen doen.’

Foto: Babs van Geel