
‘De echo voelde al als een doodvonnis’
Als je kind overlijdt ben je klaar, dacht Maartje Lute altijd. Totdat het haar zelf overkwam. Haar zoontje Benja stierf twee maanden na de geboorte. Ze begon een tijdschrift voor ouders met een overleden kind.
Het was zaterdagmiddag. Moeder en schoonmoeder van Maartje Lute (38) uit Bergen zaten te keuvelen terwijl de contouren van hun kleinkind zich in zwart-wit aftekenden op het beeldscherm bij het Verloskundig Echocentrum Alkmaar. Een jongetje. Ja, alles leek goed te zijn. Tot de echoscopist zei dat ze iets zag dat ze niet kon plaatsen; vocht naast longetjes.
‘Voor mij was dat eigenlijk al het doodvonnis’, zegt Lute. Misschien een niet helemaal gehecht middenrifje, had de echoscopist nog gezegd. ‘Ik had meteen visioenen dat mijn kind er bij de geboorte voor de helft uit zou komen.’
In het LUMC in Leiden bleek dat er sprake was van lekkend lymfevocht. Dat is behandelbaar, zei de arts. Op 31 januari, vijf weken voor de uitgerekende datum, werden de weeën opgewekt omdat ook in het buikje vocht was gaan zitten. Diezelfde dag was Benja geboren. Lute mocht hem even vasthouden en zijn vader knipte de navelstreng door. Intussen stonden er zes artsen klaar om hem over te nemen. ‘Ik dacht: ga maar, fix hem maar.’
Als een robot
Een week lang ging het goed. Toen moest hij terug naar de intensive care. ‘Ik brak’, zegt Lute. De behandelingen werkten niet, Benja moest in slaap worden gehouden. Hij leek wel een robot, met zijn katheter, infusen en beademingsapparatuur. Hoe lang zouden ze nog doorgaan met deze mishandeling? Op een vrijdagavond, in bijzijn van haar ouders, zei ze het hardop: ik denk dat hij doodgaat. ‘Dat is heel eng om uit te spreken. Want als je het zegt, dan is het er.’
In de nacht van 31 maart op 1 april ging de telefoon, het ziekenhuis. Benja was niet meer goed te beademen geweest. Het leek de arts een goed idee als Lute en haar vriend zouden komen. Onderweg stopten ze bij een tankstation voor een flesje water. ‘Goedenacht zei de medewerker toen ik binnenkwam. Mijn kind gaat zo dood, dacht ik nog. Niemand weet dat. Niemand ziet dat aan mij.’
‘Het is heel eng om het echt uit te spreken. Want als je het zegt, dan is het er’
In het ziekenhuis kreeg Lute een bed waarop ze naast haar zoon kon liggen. De volgende dag was het Pasen. Het paasontbijt bleef onaangeroerd. De artsen kwamen meteen na de ochtendmeeting met hun conclusie: de beste behandeling die ze Benja konden geven, is geen behandeling meer geven. ‘Ik weet nog hoe mijn vriend in elkaar zakte. En ik dacht: kom maar op. Ik ga er gewoon zijn. Voor hen allebei.’
Maar na de crematie lukte het haar en haar vriend niet om samen te rouwen. De relatie strandde. Hun huis werd verkocht en zij trok met Boaz bij haar ouders in.
Ze bleef overeind, ook tot haar eigen verbazing. Misschien heb ik de klap al wel gehad, in de twee maanden dat Benja in het ziekenhuis lag, dacht ze. Als ze de muziek van de crematie hoorde, kwamen er geen tranen, maar voelde ze vooral ‘heel veel liefde’. Een vriendin concludeerde: je hebt ingezien dat het beter is voor het kind, daarom houd je je zo goed staande. ‘Ja, mijn liefde was groter dan mijn ego. Je ego is wat je zelf wilt. Maar ik geloof ook in een ziel, en een zielendoel. Ik kon dat onderscheid heel goed maken.’
Wat kon haar nog gebeuren?
Door contact met lotgenoten kwam Lute erachter dat er meer ouders zijn die niet ongelukkig zijn geworden na het verlies van een kind. Een van hen werd een vriendin en bracht haar op het idee een tijdschrift te beginnen dat zich richt op ouders van een overleden kind.
Ze twijfelde aanvankelijk, aangezien de tijdschriftenwereld er niet bepaald florissant bij staat, maar wat kon haar nog gebeuren? Immers, het ergste dat je kunt meemaken, had ze al meegemaakt. Ze stopte met haar werk op de marketingafdeling van een makelaardij en ze investeerde de overwaarde van haar huis in NEL Magazine. NEL als in Never Ending Love.
Ze begon door maar ‘gewoon te gaan schrijven’. Wat hielp, was dat ze al ervaring had in de tijdschriftenwereld. Ze maakte zelf een opzet, bedacht rubrieken en verhalen. Gaandeweg haalde ze er een vormgever bij. En in haar netwerk won ze advies in over het drukproces en het binnenhalen van adverteerders, waaronder een kaarsenmerk en een Duits bedrijf waar je een echte ster de naam van je overleden kind kunt geven.
Tweede nummer is in de maak
Trotst is ze op een artikel waarin ze vaders aan het woord laat, onder wie haar ex-vriend. Voor mannen is het toch anders dan voor vrouwen wanneer hun kind doodgaat, heeft Lutegemerkt. Niet het verdriet zelf is anders, maar de manier waarop ermee wordt omgegaan. ‘Mannen kunnen bij hun vrienden niet hun ei kwijt. Vrouwen begrijpen het beter, zijn troostender. Mannen zeggen alleen: kop op, komt wel weer goed.’
Het eerste nummer ligt in de winkel en het tweede, dat over een half jaar verschijnt, is al in de maak. Honderdduizend ideeën heeft ze. Zo werkt ze nu aan een artikel over hoe het was om in de jaren zeventig en tachtig je kind te verliezen, toen moeders hun doodgeboren baby’s in een vuilniszak afgevoerd zagen worden, en een interview met een man die zijn hele gezin is verloren bij een auto-ongeluk.
‘Er is nog zoveel meer dan verdriet. Er is ook trots. En oneindig veel liefde’
Ze krijgt wel eens het harde verwijt dat ze met het tijdschrift geld verdient over de rug van haar overleden kind en met het verdriet van anderen, maar Lute zal er geen minuut korter van slapen. ‘Ik doe dit omdat het uit mijn hart komt. Hopelijk verdien ik er geld mee, want ik moet ook eten en drinken. Maar ik doe dit niet om er rijk van te worden. Dan was ik wel wat anders gaan doen.’
Met NEL wil ze vooral laten zien dat het leven niet voorbij hoeft te zijn als je kind is overleden. Ondanks het loodzware thema noemt ze het dan ook een positief blad, waarin elk verhaal een optimistische insteek heeft. ‘Als een kind doodgaat, gaat het vaak alleen maar over het sterven. Maar dat is één ding. Er is nog zoveel meer dan verdriet. Er is ook trots. En oneindig veel liefde.’