interviews
7 februari 2023

‘Als er wat is, wordt er naar je omgekeken’

ANBO Magazine

ANBO-lid Toon Capel (96) is in zijn woonplaats Purmerend een plaatselijke beroemdheid dankzij zijn grote maatschappelijke betrokkenheid. In het ‘WoonKollektief’, waarvan hij in de jaren tachtig een van initiatiefnemers was, blikt hij terug op een leven dat – nog altijd – draait om het helpen van de zwakkeren in de samenleving. 

Geconcentreerd schenkt Toon Capel een kop thee in voor zijn bezoek. Hij is aan één oog blind en het andere functioneert nog voor 70 procent. ‘Ik schenk er nog wel eens net naast. Versleten, zegt de dokter. Ze kunnen alleen nog wat doen om het proces van achteruitgang te vertragen. Ik krijg eens in de zes weken een injectie, en ‘s morgens en ‘s avonds druppels.’

Onafhankelijksoorlog

De ogen van Capel gaan dan ook al even mee, 96 jaar om precies te zijn. Ze hebben nog de werkloosheid van de jaren dertig gezien, de Duitse bezetting en het Indonesië van tijdens de Onafhankelijksoorlog die daarna kwam. ‘Ik wilde eigenlijk niet’, zegt hij over zijn tijd in Nederlands-Indië. ‘Ik heb in mijn kazerne in Den Haag nog geflyerd en geplakt tegen uitzending’, vertelt Capel met een zangerig Noord-Hollands accent.

Hij kon het niet voorkomen. Drie jaar lang werkte hij als hospik en vertrouwensman van zijn peloton in een door jungle bepaald gebied ter grootte van de provincie Utrecht. Twintig van de achthonderd man uit zijn bataljon overleefden het niet. Dat was relatief weinig, zegt Capel, andere verloren er veel meer. ‘Nee, ik heb er mentaal niks aan overgehouden. Werken als hospik in Indië is iets anders dan als hospik op de invasiestranden in Frankrijk. Dat was een en al bloed. Bij ons was dat niet zo.’

Nederlaag

Toch laat het onderwerp hem niet onberoerd. Hij heeft nog helder voor de geest hoe de strijd ten einde kwam tijdens de soevereiniteitsverklaring in Midden-Java. ‘Ik stond er vanaf de zijkant naar te kijken. Hoewel ik die operatie hartstikke verkeerd vond, greep het me aan toen die rood-wit-blauwe vlag naar beneden ging. Het was de erkenning van een nederlaag.’ Tegelijk was het een mooi moment. De Nederlandse compagniescommandant en die van de Indonesische krijgsmacht ter plaatse noemde hem en zijn kompaan bij naam en toenaam en bedankte hen voor de medische hulp die ze de bevolking hadden gegeven.

‘Ze stuurden kaartjes, belden op, spraken me aan op straat. Dik verdiend Toon, riepen ze’

Het was niet de laatste keer dat iemand zijn dank uitsprak voor de inzet die Capel in zijn leven heeft getoond om anderen te helpen. De geboren en getogen Purmerender – vader, opa en overgrootvader van een ‘slootje achterkleinkinderen’ – is zes jaar geleden koninklijk onderscheiden met een lintje voor zijn betrokkenheid bij hete hangijzers in zijn woonplaats. ‘Ik zat er niet op te wachten, maar het aardige was dat ik iedere dag felicitaties kreeg nadat het in de krant had gestaan. De erkenning van de mensen, dat vind ik de waarde ervan. Ze stuurden kaartjes, belden op, spraken me aan op straat. Dik verdiend Toon, riepen ze.’

Leefgemeenschap

Hij was toen al een de trotse bezitter van een zogeheten Tinnen Koetje, een Purmerendse waarderingsprijs die speciaal voor hem in het leven is geroepen vanwege zijn werk voor de lokale gemeenschap. Een van zijn belangrijkste wapenfeiten is het ‘Woonkollektief’, een leefgemeenschap waarvan hij in de jaren tachtig een van de initiatiefnemers was. Hij woont er nog altijd, nu 35 jaar.

Capel heeft overigens altijd als vrijgezel geleefd sinds hij jaren geleden van zijn vrouw scheidde. ‘Naar een nieuwe partner heb ik nooit getaald. Ik heb er ook niet zo’n antenne voor. Er zijn wel eens vrouwen geweest die achteraf vertelde dat ze interesse hebben gehad, maar dat heb ik niet opgepikt.’

‘Mensen op latere leeftijd’

Hij zal ook weinig tijd hebben gehad voor de liefde. Al tijdens zijn loopbaan in de grafische sector, stond Capel al bekend als iemand die graag van zich liet horen in de gemeentepolitiek. Zo is hij als FNV-lid betrokken geweest bij de oprichting van het platform sociale zekerheid. Hij werd actief op het gebied van wonen nadat hij in 1987 met de VUT ging en de voorzitter van de plaatselijke ANBO hem had gevraagd of hij zich wilde inzetten voor ‘mensen op latere leeftijd’. Capel spreekt liever niet van ouderen, want ‘dat klinkt zo zielig.’

‘De wethouder wilde ons betrekken bij huisvesting. Dat wilde ik wel, maar dan voordat er wat beslist zou worden. En zo is het gegaan. Ik vroeg of haar allereerst of ze wilde inventariseren hoeveel woningen in de gemeente geschikt zijn voor mensen op latere leeftijd. Dat viel flink tegen. Daar is toen beleid op gevoerd. Purmerend was op een gegeven moment een van de drie gemeenten in Nederland die voldoende ruimte beschikbaar hadden’, zegt hij niet zonder trots.

Lid van het wijkbeheer

Hoewel Capel niet meer de jongste is, houdt hij zich nog altijd actief bezig met wat de portefeuille wonen. Als lid van het wijkbeheer heeft hij zich hard gemaakt voor de bestemming van een nieuw gebouw dat op de plaats komt van een oude, nabijgelegen sportschool die binnenkort wordt afgebroken. Er komen 36 huurwoningen voor mensen op leeftijd. ‘Onlangs is hier iemand van de woningcorporatie geweest die dat gaat leiden. We hebben even zitten praten. Ik heb naar voren gebracht aan welke eisen woningen voor senioren moeten voldoen.’

‘Ik troost me ermee dat ik hier honderd keer beter af ben dan in een verzorgingstehuis’

Capel kan het weten. Uit eigen ervaring, maar ook uit dat van zijn buren uit het WoonKollektief. Niet dat er alleen maar ouderen worden. De tien woongroepen die de leefgemeenschap telt, worden bewoond door huurders van nul tot 96 – Capel is de oudste. ‘Die man daar is de laatste die wegging’, zegt hij wijzend naar een foto aan de muur. ‘Hij had een hersentumor. Hij was zeventig. Voor hem in de plaats is een gezin gekomen met twee kinderen. Wij hechten eraan dat alle leeftijden hier zitten.’

Omdat niet alleen zijn ogen zijn slecht zijn, maar ook zijn rug, kan Capel niet meer zonder hulp van zijn dochter of schoonzoon naar buiten. Vakantie vieren op de Canarische Eilanden, zoals hij tot een paar jaar geleden zo graag deed, is er om die reden ook niet meer bij. Maar Capel prijst zichzelf gelukkig met zijn plekje in het Woonkollektief, waar hij dagelijks contact heeft met de anderen leden van zijn woongroep en de buren met wie hij een riant dakterras deelt. ‘We drinken koffie samen, we eten samen, we vieren verjaardagen. En als er wat is, wordt er naar je omgekeken. Ik troost me ermee dat ik hier honderd keer beter af ben dan in een verzorgingstehuis.’