
‘Mijn ziekte kwam er als een tornado doorheen’
Pieter Broertjes bereidde zich voor op een mooi laatste jaar als burgemeester van Hilversum, totdat een hersenontsteking zijn plannen versjteerde. Hij besefte voor het eerst dat hij niet achter het stuur van zijn eigen leven staat.
Wat praat je raar,’ zegt Phlip Korthals Altes tegen haar man Pieter Broertjes. ‘Het is net alsof je geen zinnen meer kunt maken.’
Hij is net naar huis gekomen, midden op de dag. Voelde zich niet lekker. Koorts.
Het klopt niet. Pieter is nooit ziek. Nooit een dag verzuimd in veertig jaar. Ook geen corona. Dat hebben ze al drie keer getest.
‘We gaan nú naar de huisartsenpost,’ zegt Phlip, ‘Ik vertrouw dit niet. Je komt niet meer uit je woorden.’
‘Meneer Broertjes, u bent geen dag te vroeg gekomen. Het gaat helemaal niet goed met u’
Als ze aankomen, worden ze direct doorgestuurd naar het ziekenhuis. ‘Meneer Broertjes, u bent geen dag te vroeg gekomen. Het gaat helemaal niet goed met u.’ Vanaf dat moment laat zijn geheugen hem voor tien dagen in de steek.
Broertjes bleek een hersenontsteking te hebben, waartegen gedurende tweeënhalve week een leger aan antibiotica werd ingezet, vertelt hij vijf maanden later in zijn werkkamer in het prachtige raadhuis van Hilversum. Wat het virus voor sporen zou achterlaten in zijn brein, was in de kritieke eerste twee weken ongewis. Het was zelfs niet zeker of hij het zou overleven.
Maar toen hij langzaam ontwaakte uit die half-bewuste toestand, zag zijn vrouw aanleiding voor optimisme. ‘Jezus boef, wat een gedoe allemaal’, zei ik toen tegen haar. Dat zijn het soort zinnen die ik maak, wist ze. Ik praatte weer op de manier die ze van me kende. Een grote opluchting voor haar en onze twee zoons.’
Niet aan het bed laten kluisteren
Drie weken na zijn opname zou Broertjes, zoals ieder jaar, de 4 mei-lezing in Hilversum doen. Deze was extra belangrijk voor hem. Hij wilde officieel excuses maken aan de joodse bevolking in een toespraak waarin hij een deel van zijn eigen familiegeschiedenis had verwerkt. Dit was zijn laatste kans om dat te doen, aangezien hij in maart 2022 vanwege zijn zeventigste verjaardag stopt als burgemeester. ‘Dingen die ik echt nog wil, moet ik nu doen. Daar kwam deze ziekte als een tornado doorheen fietsen.’
Maar Broertjes liet zich niet zomaar aan zijn bed kluisteren. Tegen een arts zei hij dat hij zijn werk zo miste. De burgemeester kreeg te verstaan dat hij nu zichzelf als werk had. ‘Ík sta achter het stuur van mijn eigen leven, dacht ik altijd. Die 4 mei-lezing was het eerste bewijs van het feit dat dat niet zo was.’
Intussen kreeg hij veel steunbetuigingen van de inwoners van Hilversum . ‘Dozen vol kaartjes en een huis vol bloemen. Het hield niet op. Dat heeft me enorm ontroerd. Ze dragen je op handen, wat heb je gedaan, vroegen andere burgemeesters. Dat is denk ik dicht bij de mensen staan. “Toen wij uw hulp vroegen, was u er voor ons. Nu bent u in de problemen, nu staan we naast u.” Dat was de kernboodschap van alle berichten die ik kreeg.’
Filmpje voor Hilversummers
Of hij wel terug zou komen als hun burgemeester, vroegen mensen bezorgd. Omdat het antwoord niet eenduidig was, nam hij een filmpje op waarin hij rechtstreeks aan de inwoners van Hilversum vertelde dat hij wel terugkwam, maar ook snel weer weg zou gaan omdat in Nederland burgemeesters niet ouder mogen zijn dan zeventig.
Het burgemeestersvak, waar Broertjes na zijn hoofdredacteurschap bij de Volkskrant in rolde, zegt hij enorm te zullen missen. ‘Als journalist kun je een goed stuk schrijven, maar daar hoeft de werkelijkheid zich verder niets van aan te trekken. Als burgemeester kun je oplossingen creëren. Dat maakt het vak zo bijzonder. Je hoeft niet te zeggen wie je bent, of waarom je er bent. Mensen komen vanzelf naar je toe en dan kun je aan de slag. Dat is voor mij blijkbaar een soort verslavend gevoel. Want als iets gelukt is, wil ik naar het volgende probleem.’
Zijn ziekte gaf hem gedurende vier maanden de kans alvast een beetje te wennen aan het pensioen. ‘Maar toen heb ik wel ondervonden dat dat niets voor mij is. Ik ben er veel te energiek voor om achter de geraniums te zitten.’ Concrete plannen zijn er niet, maar hij hoopt met zijn ervaring op het snijvlak van journalistiek en openbaar bestuur iets te kunnen betekenen binnen een raad van toezicht.
‘Als burgemeester kun je oplossingen creëren. Dat maakt het vak zo bijzonder.’
Zijn gezin herinnert hem er af en toe voorzichtig aan dat er meer is dan werk. ‘Toen ik nog thuis zat, zeiden mijn zoons tegen me: je hebt het steeds over je werk waar je naar terug wilt, maar ooit is dat klaar. En dan willen we ook nog een beetje van je genieten.’
Broertjes is nu alweer zes weken aan de slag, maar nog niet volledig hersteld. Hij moet nog steeds rustig aan doen. Omdat dat niet in zijn aard ligt, mogen behalve zijn secretaresse sinds kort ook vier vertrouwenspersonen zich met zijn agenda bemoeien. En hij probeert iedere dag in zijn werkkamer tussendoor even te rusten. ‘Maar het is nog een gevecht om op die bank terecht te komen, hoor.’
‘Eerst zie je wat vage contouren. Dan denk je: dat wordt niks. Maar als je lang genoeg wacht, wordt ie hartstikke scherp’
Het besef over wat hem is overkomen is nog niet helemaal ingedaald, zegt Broertjes. Hij vergelijkt het met een foto waarvan de afbeelding langzaam zichtbaar wordt in ontwikkelvloeistof. ‘Eerst zie je wat vage contouren. Dan denk je: dat wordt niks. Maar als je lang genoeg wacht, wordt ie hartstikke scherp.’
Souplesse komt weer terug
De dagboekaantekeningen van zijn schoondochter hebben hem meer inzicht gegeven. ‘Toen ik die las, realiseerde ik me dat er een hoop verdriet is geweest in het begin. Dat heb ik zelf niet meegekregen.’
Ook tijdelijke beperkingen als gevolg van de hersenontsteking hebben het besef over de ernst van zijn ziekte vergroot. Zo heeft hij maanden geleden eens de verkeerde brandstof getankt en was computergebruik een tijdje lastig. ‘Maar oefening baart kunst.’
Dat laatst geldt ook voor zijn zelfvertrouwen, dat een knauw heeft gekregen. De souplesse waarmee hij voor zijn ziekte zijn werk deed, komt alweer terug. ‘Ik stond onlangs voor een groep van vijfhonderd kinderen voor de opening van de Kinderboekenweek. Het ging over beroepen. Ik liep naar binnen, pakte de microfoon en zei: “Wie weet al wat ie later wil worden?” Allemaal vingers in de lucht. “En wie wil er burgemeester worden?” Toen dacht ik: hé, dat is de flair die ik van mezelf gewend ben.’